MINDER IS MEER.
ONMATIGHEID: Buitensporigheid, mateloosheid, overdaad, veelzucht, extravagantie, extremiteit, onbehoorlijkheid, exces.
HEBZUCHT: Begerigheid, inhaligheid, egoïstisch, geldzucht, gierig, hebberig, vrekkig, gewinzuchtig, smachterig. Sterk verlangen om alles te willen hebben.
EGOÏSME in morele zin: het uitsluitend op eigen belangen en gewin uit zijn. Groot EGO, zelfzucht, eigen bevrediging, eigenbaat, Het 'ik' gericht zijn. EGOÏSME in andere zin: Zorgen voor eigen welzijn, het gezonde opkomen voor jezelf.
Alledrie karaktertrekken kunnen onafhankelijk van elkaar bestaan, maar hebben ook een aantrekkingskracht, waarbij de karaktertrekken elkaar versterken en stimuleren.